Rechtzaak tegen omgevingsvergunning Pieter van der Plasschool

College Westland

Wateringen 21.10.2015 - De fractie Westland Verstandig heeft collegevragen gesteld over het hoe en wat rondom de vervangende nieuwbouw van de Pieter van der Plasschool.


Ingevolge het bepaalde in artikel 26 van uw "Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Westland 2013", beantwoorden zij deze vragen als volgt:

'Allereerst merken wij op dat door 3 direct omwonenden bezwaar is gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de erfafscheiding en beroep is ingesteld bij de rechtbank tegen de omgevingsvergunning voor de verbouw van het schoolgebouw.

 

Vraag 1

Is het college bereid om alsnog akkoord te gaan met een erfafscheiding met een hoogte van 2.5 m in plaats van de 2 m zoals die er nu zou zijn? Een hoogte van 2.5 m zou strijdig zijn met het bestemmingsplan, dus het spreekt voor zich dat via een vrijstelling op een eenvoudige wijze dat probleem op te lossen is. Is het college bereid om daarvoor zich in te zetten en ook overleg te voeren met vergunninghouder die in beginsel in het verleden al beloofd heeft dat de erfafscheiding 2.5 m zou zijn? Die vergunninghouder beroept zich echter nu op het standpunt van het college. Waarom komt uw college op dit punt de bewoners niet tegemoet?

Antwoord 1

Een erfafscheiding hoger dan 2 meter is in het vigerende bestemminsplan in principe niet toegestaan. Er kan door ons worden afgeweken op de maximale hoogte van 2 meter. De ruimtelijke situatie rondom de school biedt geen aanknopingspunten om af te wijken van de in het bestemmingsplan vastgelegde maximale hoogte van 2 meter. Tevens zal toestemming om af te wijken van de maximale hoogte van 2 meter wellicht een precedent scheppen voor andere (maatschappelijke) bestemmingen. Om deze twee redenen zullen we niet akkoord gaan met aanvraag voor een erfafscheiding hoger dan 2 meter.

Vraag 2

Voor wat betreft de fietsenstalling een zelfde vraag. Waarom wordt die fietsenstalling verplaatst terwijl, voor zover de bewoners begrijpen, de vergunninghouder akkoord gaat met de handhaving van de fietsenstalling op de huidige plek? Handhaving op de huidige plek betekent ook dat er een deugdelijke bescherming plaatsvindt tegen overgeschoten ballen vanaf het schoolterrein richting de achtertuinen van de betreffende personen. De bewoners begrijpen niet waarom de fietsenstalling verplaatst wordt. Is het college bereid om op dat punt eveneens de bewoners ter wille te zijn en met vergunninghouder overleg te voeren over handhaving van de fietsenstalling op de huidige plek?

Antwoord 2

Uit de bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de verbouw van het schoolgebouw behorende situatietekening blijkt dat de nieuwe fietsenstalling niet op dezelfde plaats terugkomt als de te slopen fietsenstalling.

En in navolging van ons antwoord op de vorige vraag geldt ook nu dat bij het beoordelen van de gewenste activiteit de aanvraag met de daarbij behorende tekening(en) leidend is. Dus moeten wij besluiten op een aanvraag zoals deze is ingediend.

Vraag 3

Voor wat betreft parkeren zal er eveneens een verdere voorziening nodig zijn om de parkeeroverlast in de buurt te doen afnemen. Nu zijn er blijkbaar een aantal vaste plaatsen gereserveerd voor leerkrachten. Is dat niet op een andere wijze op te lossen zoals dat ook bij andere bouwplannen gebeurd? Is het college bereid om met de bewoners en met de vergunninghouder ook op dat punt overleg te voeren zodat ook de parkeerproblematiek kan worden opgelost?

Antwoord 3

Van vaste parkeerplaatsen voor leerkrachten is geen sprake.

Aan de hand van de geldende parkeernormen en de berekeningsmethode van het Westland Verkeer en Vervoersplan (WVVP) hebben wij onderzocht of de parkeerbehoefte van de nieuwe omvang of de bestemming van het schoolgebouw zal toenemen ten opzichte van de parkeerbehoefte van de bestaande omvang of de bestemming van het schoolgebouw. Hierbij is gekeken naar parkeren voor zowel leerkrachten als ook voor het halen en brengen.

Er is een toename te verwachten van de parkeerbehoefte voor leerkrachten. Ten aanzien van de uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen kan worden gesteld dat de leerkrachten in de omliggende straten kunnen parkeren, onder voorwaarde dat deze parkeerplaatsen gecompenseerd worden tijdens haal- en brengmomenten van de basisschool. Op schooldagen, buiten de haal- en brengmomenten van de basisschool, zijn er meer dan voldoende parkeerplaatsen beschikbaar in de directe omgeving van het plangebied om leerkrachten in een parkeerplek te voorzien. Tijdens haal- en brengmomenten van de basisschool is deze ruimte er niet in de huidige situatie.

Dit compenseren gebeurt door vergunninghouder met de realisatie op eigen terrein van parkeerplaatsen voor halen en brengen. Het aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein wordt gerealiseerd, is namelijk niet alleen voldoende om de (extra) parkeerbehoefte voor het halen en brengen te faciliteren, het zorgt er ook voor dat er minder parkeerplaatsen in de wijk benodigd zijn voor het halen en brengen. Dit compenseert het feit dat er ook op de haal- en brengmomenten meer leerkrachten in de wijk staan geparkeerd. Door het aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein wordt gerealiseerd, zal de parkeerdruk in het gebied tijdens de haal- en brengmomenten, ondanks het parkeren door leerkrachten, afnemen.

Vergunninghouder heeft  toegezegd dat de parkeermogelijkheid op het eigen terrein ook beschikbaar zal zijn voor het halen en brengen van de kinderen van de BSO en KDV.

Wij gaan er vanuit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.

Burgemeester en wethouders van Westland,

de secretaris,                       de burgemeester,

M. van Beek

J. van der Tak

Ambtelijke inzet

Naar aanleiding van de raadsmotie d.d. 18 maart 2015 wordt aangegeven hoeveel inzet is gepleegd om deze vragen te beantwoorden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vaste en variabele inzet. Onder de vaste inzet wordt verstaan het (besluitvormings)proces dat altijd nodig is om de beantwoording te verzorgen. Dit betreft circa 2 uur, wat resulteert in vaste loonkosten van circa € 176,00. Daarnaast is circa 7 uur ambtelijke inzet gepleegd voor de inhoudelijke beantwoording, wat resulteert in € 616,00 (aantal uren x € 88,00). In totaal betreft het dus

 

€ 792,00 aan loonkosten. Voor de beantwoording zijn geen kosten gemaakt voor externe advisering.

Reacties (3 reacties geplaatst)

@frits en je hoeft maar 1 brief per dag te beantwoorden en dan mag je naar huis omdat er dan weer 7 uur gewerkt is.
@Frits er is natuurlijk een verschil tussen verdienen en krijgen.
Hmm moet ook maar eens ambtenaar worden. €88,00 per uur klinkt niet verkeer... Als je het verdiend te minste...

Plaats een reactie

U bent vrij om te reageren met behoud van respect en fatsoen. Kleineren is not done. Alle geplaatste reacties worden een paar keer per dag nagekeken en zijn niet direct zichtbaar. Dus even geduld aub.